DEEL 6

All in the family

 

Voor we verder waden door dit verraderlijke moeras van de losse flodders kunnen we ons natuurlijk eerst wel even onderdompelen in deze ‘glory days’. Daar word ik blij van. Ik was er wel bij, maar nog zo jong dat ik me weinig herinner. Flarden van de werf, van ‘de keet’ waar we woonden, mijn vriendinnetje om de hoek, Martine Komin, net zo geïsoleerd als ik op die kade, Sinterklaas die langs kwam op de kleuterschool maar die ik niet heb gezien omdat ik me achter het gordijn had verstopt, mijn huilende broer die voor het eerst achterbleef op school en waarvan ik niet begreep dat mijn moeder, met mij, zo kon weglopen .. Die dingen maken indruk, maar misschien niet wat je vanaf je geboorte ziet voor je neus, op die werf, en wat voor jou net zo gewoon is als ademhalen.

 

 

Maar al weet ik niet zo veel meer, we hebben de foto’s. Geweldige foto’s ook. Enorme projecten, De Coentunnel, de IJ-tunnel, de Nederlandse bank, C&A op het Damrak. ‘Onze’ mixers, in het gelid, rij aan rij tot aan, wat ik telde, nummer 22. Ze staan erbij, samen met die van de andere bedrijven in Betonmortel Amsterdam, het kartel van de BETAM, ABO, BBM en Transport Beton, waartoe ook jouw bedrijf uiteindelijk was toegetreden. Een weetje, met dank aan het doorwrochte boek van jouw concurrent om de hoek in Buiksloot, Van Baarsen, die wél een gedetailleerd archief heeft bijgehouden. Met zijn vijven hadden jullie de markt verdeeld, jullie aandeel was 17,5%. Daar kun je niet al teveel voor produceren natuurlijk, zoals zal blijken.

 

 

Zoals ik die foto’s zie hoorde Betonmortelcentrale R. Vogel N.V. er helemaal bij, al stond op de auto’s nog steeds Bouwmaterialenhandel … De officiële rompslomp rondom het bedrijf, of de meerdere bedrijven, heb ik niet op een rijtje kunnen krijgen. Wanneer de CV de NV werd, en waarom zo bleek, Leen niet zoals jij en mijn vader 50 aandelen had, maar 100, is me ook een raadsel. Laten we het maar scharen onder de afhankelijkheid van jullie van iemand die kon rekenen en niet schroomde jullie dat duidelijk te maken. Die bouwmaterialenhandel is ergens in deze episode geruisloos opgegaan in de betonmortelcentrale, al heeft volgens mij de bank daar wel een vinger in gehad.

Die bouwmaterialenhandel die jij met je mandjes grind en zand en het kalk blussen en ander zwaar werk had opgebouwd, was namelijk op sterven na dood geraakt. Alles stond onder druk, met name door de grote investeringen in de betontak. De NMB stuurde in 1963 een brandbrief aan alle firmanten en vennoten van de Betonmortelcentrale. Blijkbaar was met de bank afgesproken jouw bouwmaterialenhandel, waarvan jij nog steeds enig eigenaar was, onder te brengen in een VoF, waarschijnlijk om het risico te spreiden. Er werd een deadline gesteld waarvoor dit gebeurd moest zijn. Zo niet, dan zag de bank zich genoodzaakt ‘de kredietverlening aan de betonfabriek te beëindigen met alle ingrijpende gevolgen van dien’.

Ik vond jouw antwoord naar de bank op dit schrijven. De bank had helemaal gelijk, schreef je. Maar het lag nogal ingewikkeld. Je zoons Leendert en Markus hielden zich niet aan de afspraak tot delen van de winst met de andere kinderen. En ze stopten maar in die beton CV waar ze zin in hadden. Zo erg dat de winst in de bouwmaterialenhandel afhangt van de bereidwilligheid van de betonfabriek om iets af te staan. En je wilde best een VoF opstarten, echter je kon daar geen compagnons voor vinden want niemand wil instappen in een bedrijf zonder inkomsten. Dus nee, je kon niet aan hun eis voldoen, en als het de bank niet lukt om je twee zoons tot inzicht te brengen, dan ‘verzoek ik u onmiddellijk uitvoering te willen geven aan de door u gestelde maatregelen.

Nou nou, wat een klare taal. Ik kan wel zien hoe hoog het je allemaal zit, en hoe gefrustreerd je bent. Dat je er helemaal klaar mee bent, niet alleen omdat je het zelf niet meer allemaal kon overzien, maar zeker met die eigenwijze zoons van je die de boel zo ongeveer hadden overgenomen. En ik denk ook omdat je in dit jaar,1963, met pensioen gaat en je dan alles onder je handen ziet wegglippen wat je hebt opgebouwd. Maar ondanks het dreigement van de bank en jouw woorden, werd blijkbaar niet de stekker uit de betonfabriek getrokken toen die VoF er niet kwam. Hoe jullie het hebben opgelost weet ik niet, ik neem zo aan dat Leen even bij ze langs ging en een mooi verhaal ophing en dat hij niet zoals jij werd uitgemaakt voor ‘miezerig mannetje’. Maar in ieder geval is er in 1965 voor het laatst sprake van die bouwmaterialenhandel van jou die daarna opging in de nieuwe Betonmortelcentrale R. Vogel N.V.

 

 

Wel hebben we hier dan voor het eerst zwart op wit de eerste blijk van grote onmin binnen de familie, alhoewel die blijkbaar met een sisser afliep. Maar de zaadjes voor de titanenstrijd zijn geplant, temidden van jullie grote bouwwerken in deze bloeitijd. Want wat een bedrijf, en wat een personeel. Die bruisende werf waar ik mezelf terug zie op eindeloos veel foto’s, altijd leven, en altijd druk. Ik herinner me zelfs de personeelsuitjes per bus naar Hoffweier in Duitsland, hotel Engel, ik kan het nog uittekenen. Zo goed ging dat dus. Ik ben in mijn latere leven nog eens terug geweest, één keer met mijn vader en broers, en later met mijn partner en vrienden. Het rook nog precies hetzelfde, hoe vreemd na dertig jaar. Ik kon toen ik in het hotelbed lag bijna mijn moeder weer zien binnenkomen die beneden aan het diner zat en kwam kijken of wij wel sliepen. Nadat we met de vele neven en nichten eerst de boel op stelten hadden gezet beneden want je kon uit die hoge ramen van het restaurant zo leuk naar beneden en buiten klimmen. Ik weet het nog. Ik weet ook nog hoe die laatste keer mijn vader opleefde daar, terug in de oude tijd, vol met herinneringen.

 

 

Maar hoe kwamen jullie daar eigenlijk terecht, in dat godvergeten dorp Hoffweier? Allereerst lag het vlak bij Offenburg natuurlijk. Die duistere German connection van Leen? Maar ik denk dat jij zelf de lijntjes voor die ‘connection’ hebt gelegd, hoe vreemd kan het lopen. Het is terug te leiden naar de tijd dat je meevoer op één van jullie eigen schepen en motorpech kreeg in Basel. Zes weken zou de reparatie duren, wat doe je met je tijd? Jouw vriend in Duitsland, de deserteur met wie je nog steeds heel dik was, vertelde jou over vrienden van hem die een hut hadden in de bergen, in het Zwarte woud. Daar mochten jullie gebruik van maken. Alles was aanwezig, en bij een boerderij in de buurt kon je terecht voor melk en eieren, je was er volmaakt gelukkig. Het is dus geen toeval dat dit de pleisterplaats werd van de Vogels, met het personeel, maar ook met het gezin. Offenburg lag om de hoek, en dus blijkbaar ook de toekomst van jouw bedrijf, al had je geen idee.

En nu we toch even in Offenburg zitten: Wie was eigenlijk mijn oom Leen, degene over wie niet meer werd gesproken? Ik heb zelf geen enkele herinnering aan hem, kan me ook niet voor de geest halen dat ik hem ooit heb ontmoet. Dat zal vast wel. Want toen wij eind 1967 onze ‘keet’ op de werf verlieten voor een flat in Amsterdam-Noord woonde hij daar drie jaar lang een etage boven ons. Maar ik geloof werkelijk dat ik hem nooit in het echt heb gezien. Hij was niet op de werf, niet op verjaardagen, hij was niet in zijn huis toen ik mijn opa en oma bezocht, hij was niet in die flat, hij was niet in de flat in Purmerend daarna, hij was niet bij mijn moeders begrafenis, misschien niet eens bij die van mijn oma, hij was werkelijk nergens. Dus hij is ook niet op internet. En ik ben een goede researcher. Maar los van de papieren die ik heb en waar zijn handtekening onder staat, hij heeft ooit bestaan. Het uittreksel van mijn opa geeft aan dat hij in 1923 is geboren. En dat hij in 1948 is getrouwd met Truus, en dat daar een dochter uit kwam. Later is hij hertrouwd met de Duitse Astrid, uit gegoede, rijke familie zo heb ik begrepen. Afgaande op een overdrachtsakte van een woning, tussen alle papieren, trouwden zij, ‘in geen enkele gemeenschap van goederen’. Zij kregen nog twee zoons, veel jonger dan ik ben en die ik ook nooit heb gezien.

Dat in ieder geval één van zijn zoons bestaat, de jongste, heb ik ook zwart op wit. Via een neef kreeg ik een interview met hem doorgestuurd in het blad van een universiteit waar hij werkte. Hij vertelde er in over zijn leven en zo leren we oom Leen in zijn ‘after life’ toch een beetje beter kennen. Zijn vader was namelijk eigenaar van een betonfabriek geweest, de IJ- en Coentunnel zitten vol met Vogelbeton. Zijn vader verdiende meer dan goed. Daarna had hij drie olietankers die hij Neutron, Proton en Elektron had genoemd, geweldig natuurlijk. Zeker als je als jochie daar aan het roer mag staan. Ze hadden verschillende huizen, waaronder een vakantiehuis in de Ardennen waar ze elk weekend verbleven, en woonden aan het Sneekermeer waar ze een privéjacht hadden. Zijn vader was op zijn 16e overleden (dat was dus in 1989) maar hij had hem een aardige erfenis achtergelaten die hij er, in de staat waarin hij toen verkeerde, volledig doorheen had gebrast. Want na de dood van zijn vader viel de familie uit elkaar, ruzies ook. Het is tenslotte all in the Vogelfamily.

Het is altijd mooi wanneer een leven twee verschillende versies heeft en je evengoed de kern van de boodschap in beide kan terugvinden. Waarschijnlijk heeft deze neef van mij nooit geweten dat er een familiebedrijf was, wellicht niet eens dat hij nog ooms en tantes had. En dus hoeft hij zich ook niet af te vragen hoe het mogelijk is dat zijn vader zo’n rijke geslaagde man was, waar de rest van die familie ridder te voet was achtergelaten. Maar ik zal niet weer op de zaken vooruit lopen.

 

Th. J. Bense en Leen Vogel in het kantoor.

 

Volstaat even dat Leen verstand had van zaken. Jullie hoefden niet om te kijken naar de boekhouding, hij zat aan de onderhandelingstafels. Jullie had medio jaren ‘60 niet één maar drie betonfabrieken in Amsterdam, inclusief die Elevator. Jullie hadden onder Silicium AG Basel je eigen rederij, en dan nog die enorme batterij aan auto’s én een omvangrijk personeelsbestand, waaronder kostbare betontechnologen. En een hoop schuld natuurlijk.

Dus de ‘glory days’ duurden helaas niet lang. Geldgebrek was van aanvang af een probleem bij de vele noodzakelijke investeringen. Leen zal het jullie vast goed hebben uitgelegd. Maar toen er ook nog een grote vordering uit stond bij een bedrijf, volgens jullie van bijna 1 miljoen gulden, werd het penibel. En dan ga ik me – nog –niet afvragen hoe jullie een vordering zo hoog hadden kunnen laten oplopen. De bank wilde niets meer geven, en dat snap ik. Die had meerdere betonfabrieken in de portefeuille en zag de bui voor dat kartel op termijn al hangen. Ik zal nog even wachten tot deel 7 voor ik 1969 een rampjaar ga noemen maar bijna rampzalig is het al wel.

Want helaas ging ook jullie vennoot Bense failliet. Bense, al bijna twintig jaar de grote onbekende in het verhaal, de schaduw die, zoals bovenstaande foto laat zien op Peter Sellers leek zodat we in ieder geval nog iets over hem weten. Hoe dan ook, zijn 100 aandelen belandden bij de curator. De 100.000 gulden om de aandelen terug te kopen hadden jullie natuurlijk niet even liggen, integendeel. Maar gelukkig, en dit gok ik met een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid, wist oom Leen raad. Wederom via de German connection. Die ik overigens in de schaarse papieren die ik heb, als bewijsstuk F, ook nog eerder zag langskomen, in 1967, in de vorm van een cheque van bijna 50.000 gulden. Via de Volksbank Offenburg werd aan Leen dat bedrag overgemaakt, waarmee hij 35.000 aanbetaalde voor de bouw van een betoncentrale. Ik kan natuurlijk vragen welke betoncentrale, al kan ik wel raden, of waarom dat geld uit Duitsland komt, of waar hij zoveel geld vandaan had… maar dat moet nog even wachten.

Naar datzelfde Offenburg vertrekken dus, volgens dit nogal bizarre verhaal van jullie, jijzelf en je zoon Jan, waar ene familie Wenschoten bereid was jullie die 100.000 gulden te lenen om de aandelen terug te kopen. Om 2 uur ‘s middags stapten jullie in de auto en na non stop doorrijden arriveerden jullie om 10 uur ’s avonds bij de familie. Jullie werden vriendelijk ontvangen, en het geld lag al klaar. Al heb ik zelf een blauwe maandag bij diezelfde NMB-bank gewerkt van jullie waar ik koffers geld ter afstorting moest wegtellen (er kon 2 ton in zo’n koffer, dat weet ik omdat ik een keer ten kantore werd overmand door overvallers en dat de buit was), toch krijg ik er vreemde visioenen van, van zo’n enorm bedrag in bankbiljetten. Zat het in een koffer? Een plastic tas? Stond er iemand op de uitkijk toen het naar de auto werd gebracht? Er zit best een leuke filmscène in. Het waren allerliefste mensen trouwens, jullie kregen zelfs nog een maaltijd aangeboden, waarna de reis terug werd aanvaard. De hele nacht doorrijden, met dat enorme bedrag onder de mat onder je voeten, ja zo zeg je het letterlijk. Volkomen Hillbillie-waardig natuurlijk, al dacht ik dat jullie dat waren ontgroeid. Maar geef toe, opa, vreemd was het wel.

 

, al

De aandelen kwamen dus terug, maar zoals het een geldschieter betaamt werd er wel rente geheven op de lening, en helaas was ook de Mark in waarde gestegen. Dus niet veel later ging Jan, dit keer met een andere oom van mijn moeders kant die ook in het bedrijf werkte, wederom naar Offenburg, om 10.000 gulden te brengen. De ontvangst was een stuk koeler, een maaltijd kon er niet af, ze mochten zelfs niet binnen komen. Dat zal wellicht te maken hebben met de ontwikkelingen rondom dat lichtpuntje dat toch, hoe onwerkelijk, rond deze tijd ieders hoop op overleven deed opvlammen dan wel doven.

Want waar de bank, ondanks die grote vordering die jullie blijkbaar hadden lopen, niet meer wilde bijspringen om jullie liquiditeitsprobleem op te lossen, klopte daar opeens zowaar jouw oude werkgever, de SHV aan de deur, in de vorm van Vlisbo, hun eigen betontak, die bereid was zich in te kopen. Niet misselijk ook, ze legden 300.000 gulden neer voor 300 aandelen waarbij werd overeengekomen dat de familie 51% zeggenschap behield. Dat was toch best een mooie deal opa?

Maar SHV is niet de makkelijkste. Zo’n bedrijf wil natuurlijk waar voor zijn geld, en een boekenonderzoek hoort daar ook bij, over 1968 en de eerste maanden van 1969. Tja, wat vonden ze in die boeken. Simpel gezegd, een bedrijfje in een bedrijf. Jij hield het tot het laatst maar in het midden hé opa, kon je het zelfs niet op papier krijgen?

“Maar later was die ontevreden en wilde meer en kwamen er moeilijkheden. Twee aparte onderzoeken. Er gebeurden nare dingen, ook aan onze kant, ik zal niet schrijven wat dat was, niet door mij zelf.

Dat laatste zijn we inmiddels wel gewend, al vraag ik me af door wie anders je het wel had willen laten opschrijven wanneer je zelf niets vertelt. Ik denk, als ik zo die flarden boekhouding doorneem die ooit als bewijsstukken heen en weer gingen tussen advocaten, en waar ik weinig van snap maar sommige dingen wel, dat Vlisbo alle reden had om ontevreden te zijn. Want zeg nu zelf opa, jij en je zoons zaten allemaal in hetzelfde bedrijf, ondervonden allemaal daarin dezelfde financiële ‘uitdagingen’, dus wie neem je in de maling door hier die ‘moeilijkheden’ te negeren. Het is een vreemde boekhouding want zakelijk en privé loopt er volledig door elkaar heen, en niet alleen de posten van Leen maar van de hele familie komen samen op die ene rekening, hoe vreemd, maar er staat toch echt dat het saldo van Leen in 1969 was opgelopen tot bijna een miljoen gulden, waar jullie het met aanzienlijk minder deden. De posten die hij opvoert; zelfs een leek ziet dat hij vorderingen van de zaak op zijn eigen rekening liet storten, alsof hij hoogstpersoonlijk het bedrijf was, posten die ook te maken hadden met die Elevator die niet van de familie maar van hem bleek te zijn. Zelfs geld van die ene grote ‘schuldenaar’ die jullie zo in de problemen had gebracht, waardoor je jezelf afvraagt of die schuld eigenlijk wel bestond. Het zal te maken hebben met die 100 aandelen die hij had, en ik denk ook heel erg met het feit dat hij de enige was die überhaupt verstand had van de boekhouding, zo blijkt wel. Hij wist als de beste hoe hij het familiebedrijf ten gunste van zichzelf kon laten werken en daar uiteindelijk met wat steun van buitenaf het meeste uit kon halen.

Jullie zullen dat nooit hebben gezien, of misschien ook niet hebben willen zien. Gewoon omdat jullie niet verstand hadden van de grote zaken. Hij schermde natuurlijk alles af. Verschillende accountantskantoren, waaronder zijn zwager Ko, zijn bij hem afgehaakt, maar hij vond er altijd wel weer één die niet moeilijk deed. Maar Vlisbo zag het wel natuurlijk. En Vlisbo wilde dat er actie werd ondernomen. Er moest aangifte worden gedaan tegen Leen. En daar kwam het; jij en mijn vader en toen ook nog Bense, werden uitgenodigd op hun kasteeltje, voor onderhandelingen. Wat zij wilden was duidelijk: die aangifte tegen Leen. Maar nee, dat kon jij weer niet.

Opgetekend uit de mond van mijn vader: ‘Toen werd voorgesteld om wel verder te gaan met Vogel maar dat Leen dan het gevang in moest werd opa erg boos. Hij ging vreselijk te keer. ‘Er lopen er meer omheen dan er in zouden moeten zitten!’ (in de gevangenis), doelend op de praktijken van de SHV zelf waar oplichting volgens hem ook niet werd geschuwd.’

Ik stel me zo voor, opa: jij had je hele leven hard gewerkt voor je kinderen, om ze ‘voor armoede te behoeden en te zorgen dat ze het beter zouden hebben dan ik’. Dus je hebt op jouw manier van hen gehouden, al toonde je dat waarschijnlijk niet zo erg, en al dachten zij wellicht soms het tegendeel. Maar los daarvan: zou jouw doorslag hierin niet liggen in de opstelling van je vrouw, mijn oma? Wat zou er met jou gebeuren, met jullie huwelijk, wanneer je haar oogappel, die geen kwaad kon doen, die volgens haar helemaal perfect was, zou uitleveren aan het gerecht? Het feit dat je haar voorliefde voor hem een aantal keren noemt in jouw levensverhaal geeft het zoveel meer lading dat het absoluut een grotere rol moet hebben gespeeld in dit fraaie epos.

Daarna probeerde SHV het nog op een andere manier. Wanneer ze de meerderheid van aandelen in bezit zouden hebben konden ze doen zoals hen goeddunkte. Dus werd mijn vader uitgenodigd op dat kasteeltje in Soest of Zeist, gesteund door zijn maatje broer Jan, en ook Bense. Om gefêteerd te worden door de hoge pieten van SHV waarbij zij hem probeerden over te halen zijn aandelen aan hen te verkopen. Borrel erbij, goed diner. Ik mag er rustig vanuit gaan dat wat zij mijn vader boden geen peanuts was. Die betonwereld destijds was een groeiende opstopping waar het altijd dringen was, en al werd alles quasi vriendelijk verdeeld via dat kartel, het was ieder voor zich. En als grote zand- en grindleverancier en gezien hun rol bij de hoogovens, gingen achter dit gesteggel ook bij SHV/Vlisbo grote belangen schuil.

 

 

Ze praatten, naar wat mij is verteld, uren op hem in. En ik kan er niets aan doen dat ik me af en toe even overgeef aan dat ‘What if..’ scenario, waarin hij het aanbod had aangenomen en onze familie een heel andere toekomst tegemoet ging. Maar dat deed hij niet. Hij was geen ‘judasverrader’, verklaarden hij zelf en mijn opa later. De worsteling zal hem verscheurd hebben, zo goed ken ik hem wel. Maar ik ken hem ook zo goed om te weten dat hij best stoer kon doen, maar in zijn hart een watje was. De nare man die in zijn latere leven wel ’s boven kwam, die is daar ontstaan, denk ik zo, op dat kasteeltje, tussen de hoge heren, de champagne, innerlijk verscheurd door geld dat aan zijn voeten lag maar hij niet kon aannemen omdat hij er van uit ging dat hij broederverraad nooit meer te boven zou komen. Dat geldt natuurlijk niet voor iedereen. Hij maakte de grootste fout van zijn leven, en heeft dat de rest van dat leven volop beseft.

Over de aandelen van de ook aanwezige Bense lees ik niets. Kennelijk hebben ze het hem niet gevraagd of mocht hij ze niet zomaar verkopen, geen idee. Want je zou kunnen denken, aangezien hij op de rand van faillissement stond, dat alles wat binnen kwam welkom zou zijn geweest. Maar wellicht wist hij toen al dat er geen redden meer aan was. Misschien was hij toen zelfs al failliet en had hij niets meer te verkopen, maar wisten jullie het nog niet. Al had Vlisbo het op dat moment geweten dan hadden ze …

Maar wacht eens. Terwijl ik dit schrijf snap ik het opeens. Laten we die snelle maar duistere oplossing voor de aandelen van Bense er nog eens bijhalen opa. Hoe vreemd het overkwam toen ik dat relaas opschreef, bijna als dieven in de nacht, contant geld, helemaal uit het verre Duitsland en dat vermaledijde Offenburg, snel en gehaast. Natuurlijk moest het zo. Want al hadden jij en mijn vader besloten jullie eigen zoon/broer niet uit te leveren, en ook niet jullie aandelen te verkopen, de SHV was er nog steeds en al hadden ze geweten dat er 100 aandelen bij een curator lagen, dan hadden ze die alleen maar even, breed lachend, binnen hoeven te hengelen. Natuurlijk zag oom Leen het gevaar, natuurlijk ondernam hij actie om die aandelen zo snel mogelijk weer terug te krijgen, zijn leven hing ervan af. Bij zijn German connection, en natuurlijk contant zodat er niets in de boeken zou verschijnen, alles onderhands, en vooral snel. En jullie deden precies wat hij zei, terwijl inmiddels wel duidelijk was hoe de man jullie had verraden. Toch groeven jullie je eigen graf nog wat dieper. En natuurlijk was de tweede ontvangst koel: de man was gered, het gevaar was geweken, hij had alle troeven in handen, en jullie waren er in gestonken en onbelangrijk verklaard.

Voor ik me overgeef aan een – ook door eigen ervaring ingegeven – tirade over narcisme, gebrek aan weerbaarheid en misplaatste loyaliteit, eindig ik deze episode maar hier, met een citaat van jou. Lekker kort en zakelijk, waarmee het enorme drama en de ongetwijfeld aangewakkerde strijd binnen de familie, geruisloos onder tafel worden geveegd. All in de family tenslotte, de vuile was laat je binnen stinken.

Dus onenigheid tot gevolg, waarvan de SHV zich terug trok. Ik kreeg te horen dat ik een andere compagnon moest zoeken en dat is moeilijk want dat moest er een zijn van meer dan 300.000 gulden. waar vindt men die?

Ja, opa. Waar vind je die? Terwijl de wolven om de hoek liggen te wachten, en hun lippen alvast aflikken…