Vogel bouwmaterialen Nieuwendam

De bouw van de eerste trechter op de werf, rechtsonder Markus Vogel.

DEEL 4

De Hillbillies

 

Die oorlog, of beter gezegd de bezetting, slóóp bijna het land binnen, stukje voor stukje, waarna ook alles in het dagelijks leven even geleidelijk veranderde. Door die geleidelijkheid denk ik dat je in ieder geval de eerste oorlogsjaren gewoon maar voortging op dezelfde wijze waarop je al jaren bezig was. Heel hard werken, centenhandel, elke klus die langs kwam aanpakken. Maar met steeds meer (gedwongen) inspanningen van ook de zoons – in de herinnering als hillbillies achterin het bakkie met jou op klus – telde het bij elkaar wat meer op. Jazeker, de jongens zijn in zicht. En ik zal ze alvast een beetje meenemen deze jaren, waarin ze een gezicht gaan krijgen, in ieder geval Leendert en Markus. Jan zat nog in de korte broek, en Cor is altijd een wazige persoon op de achtergrond gebleven. Hoewel ik hieronder, als een vreemde speling van het lot, een foto kan plaatsen die ik na eindeloos surfen op internet tegenkwam, van Cor (in het midden) en volgens mij zijn toekomstige vrouw Greet aan zijn rechterarm. Een grote groep Nieuwendamse jeugd was op bevrijdingsdag over die uit IJ-ponten samengestelde pontonbrug over het IJ richting centrum getrokken om te feesten. Helaas nee, geen foto van mijn vader uit die tijd. En niet dat jij er veel over vertelde, over die jongens. Misschien dat de clash van de generaties je koud op je dak viel. Misschien dat er veel oud zeer zat op het moment dat jij de memoires schreef. Maar ik zal ze zoeken.

De eerste jaren van de oorlog rommelde het leven in Nieuwendam, zoals op veel plekken in Nederland, door. Het Amsterdam-Noord, van voor en in het begin van de oorlog, levert een nostalgisch gevoel op, als ik zo die flarden herinneringen van mijn vader uit zijn jeugd achter elkaar zet. Die kinderen Vogel hadden, ondanks de knoet van hun vader, jij dus, zo hun eigen opvattingen over hoe het leven leuk te maken. Dat ze niet meer welkom waren bij Pa Pik aan de Adelaarsweg is logisch, nadat een Vogel-telg diens beide dochters met een schaar van hun pijpenkrullen had beroofd. Welke moet ik in het midden laten maar ik schat zo in dat het mijn vader of Jan is geweest, de twee die, tot wanhoop van velen, geen practical joke uit de weg gingen. Ook Peen, de meubelstoffeerder op het Kerkepad, kon ze wel schieten. Kinderen hingen ‘s avonds een touw om het wc-hok, wachtten tot er iemand kwam en trokken dan de palen erom heen weg aan de slootkant. Peen belandde in het stinkslootje. Natuurlijk waren het niet alleen de Vogels die zo’n schrikbewind uitoefenden, de complete jeugd zocht manieren om zich te vermaken. Het land van Ravelli werd door ieders inspanningen omgetoverd tot wielerbaan, voetbalveld en speelterrein. Tussen de kippen, de bokken en de schapen door. 

 

 

Mijn vader zal ergens in deze jaren hebben geleerd de gitaar te bespelen. Niet lang na de oorlog duikt hij op alle foto’s op als een ware Elvis look a like met zijn gitaar, en er is zelfs een foto van de Rhythm Kings, de band waar hij in zat. Ik neem aan dat hij dus redelijk goed gitaar kon spelen al heb ik hem mijn hele leven, tot hij stierf, nooit met een gitaar in de hand gezien. Net zo min als de sportieve zeiler uit zijn jeugd ooit nog is terug gekomen toen ik er was om het te ervaren, noch de man die marathons weg schaatste op de meest barre tochten…

 

Markus Vogel familystory

Markus Vogel, 17 jaar.

 

Hij vertelde weinig over zijn jeugd, maar hij had, als oprechte dierenvriend bijvoorbeeld wel sterke herinneringen aan het paard van Komin, die zal indruk hebben gemaakt. De witte schimmel die in het dagelijks leven de kolenkar voort trok, en op 5 december dienst deed als het paard van Sinterklaas. Hij werd ook wel het circuspaard genoemd, omdat hij altijd liep met sierlijk hoog opgetrokken benen. Helaas werd hij gestolen door iemand die honger had in de oorlog. De dader had kappen om zijn benen gedaan om het stampen te dempen, en voerde hem af in het holst van de nacht. Gerrit Komin was er ziek van, hij was stapelgek op zijn paard, en ik schat zo in dat hij niet de enige was. Ik zou best wat meer van de pijn hebben willen voelen van mijn vader, van toen hij jong was, en ook toen hij al ouder was. Maar ik was tot hij stierf en ik al op degelijke leeftijd was, zijn kleine meisje, en ook ja, nog steeds de snotaap, die zich buiten ‘grote mensen-zaken’ moest houden, zelfs als het ging om mijn dodelijk zieke moeder toen ik 15 was. Wat is het opa, in jullie gezinsleven van toen, die scheiding tussen oud en jong, dat afdoen van jong alsof het geen recht heeft op eigen gevoelens, op een eigen mening, op de waarheid, alsof het hen allemaal niet raakt? Ik vraag me dat al veertig jaar af namelijk. Maar ik zie er wel een zaadje in, dat ontkiemde op de verkeerde manier en later alles zou overwoekeren.

Maar ik zal niet op de zaken vooruit lopen. Zoals ik schreef zullen die eerste oorlogsjaren met het restje oud leven redelijk gewoon zijn voorbij gegleden. Jij kluste voort met alles wat je kon doen, zoals het schoonmaken van de ijsbaan van de IJsclub Amsterdam-Noord, en hun reclameborden rondrijden; erg modern opa. De hongerwinter was nog ver weg, dus er liepen nog gezellig een vijftigtal kippen los rond op de werf. Die dan wel helaas kwamen vast te zitten in tonnen mastiek die loodgieter Van Geelen er had gestald. Aan zoon Jan de taak de kippen uit hun lijden te verlossen en elk ervan de strot dicht houden. Een niet zo aardige verrassing voor de loodgieters die de mastiek een tijdje later gingen smelten voor gebruik en om de haverklap een kip tegen kwamen met een touwtje om de nek. Ik zie het wel, en ik houd vol, ik doe het met flarden.

Natuurlijk was ook in Nieuwendam al snel een ondergrondse actief, waaronder jouw zoon Leendert. Ze kwamen samen bij de bakkerij van Abercrombie. De mannen die in het laatste oorlogsjaar met een nachtelijk huzarenstukje het bevolkingsregister van Nieuwendam stalen dat lag opgeslagen op nummer 327 op de dijk, om het te verbergen in de polder. Met name om de jonge mannen te vrijwaren van de arbeidsinzet, waarvoor de ambtenaar die verantwoordelijk was voor dit register zich vrijwillig in het onderduikcircuit begaf. Wat een verhaal weer. In het holst van de nacht eerst met een groepje de kluis open branden en daarna met een oude motorcarrier dat archief proberen bij Holysloot te krijgen om het daar in een hooiberg te verstoppen. Halverwege de gevaarlijke tocht, langs Duits afweergeschut, begaf een wiel het, waarna het gezelschap geen andere mogelijkheid had dan terug te keren met de lading naar Nieuwendam. De familie Buijs hield het vervolgens acht dagen lang verborgen op zolder, weggestopt in meelzakken waarmee het zelfs de grote razzia in Nieuwendam doorstond. Uiteindelijk werd alles weer op een kar geladen en kwam het terecht in de hooiberg van veehouder Schouten in Holysloot, waar het veilig bleef tot na de bevrijding. Elf van de Nieuwendamse verzetsstrijders zouden overigens de oorlog niet overleven. Ik zal zeker niet zeggen dat Leendert de hoofdrol had in de KP, hij werd in latere bronnen nergens genoemd, het is dat jij het zei. Maar dan, wordt hij ergens nog genoemd?

Je zoons hadden die eerste jaren niets te vrezen van de arbeidsinzet. Het waren vooral werklozen die bij de eerste ordeningen verdwenen naar Duitsland. Daarna ook metaalarbeiders en iedereen met een vak dat nuttig was voor de oorlogsindustrie. Maar de Duitsers waren erg hebberig. Alleen al tussen mei 1942 en april 1943 gingen er 163.000 arbeiders, vooral jonge mannen, op transport. De lichting van Leen kwam vanaf 1943 aan de beurt en waarschijnlijk is het aan sabotage van ambtenaren en keuringsartsen te danken, die net als het grootste deel van de bevolking probeerde stand te houden tegen deze ‘menschenroof’, dat hij in Nederland kon blijven. Misschien heb jij hem zelfs onmisbaar gemaakt in het eigen bedrijf, of wellicht heeft hij dat zelf gedaan, of is hij ondergedoken. Hoe dan ook, we zullen het nooit weten

Feitelijk werden jullie en Amsterdam-Noord pas in juli 1943 met een oorverdovende en vernietigende klap de oorlog in geslingerd. Hét grapje dat al jaren klonk in Noord was destijds: zijn er alle huurders gevonden voor de woningen op de Fokker fabriek?’ Een grapje met een onderhuidse spanning. Want de in Noord samengepakte industrie in dichtbevolkt gebied was best een bron van zorg. Voor de Duitsers lag de focus op het voortzetten van productie, voor hun oorlogsindustrie. Maar voor de geallieerden was het een doorn in het oog. Dat wisten ook de Duitsers. Daarom hadden zij de enorme loodsen van de Fokker fabriek aan de Papaverweg gecamoufleerd als een echt dorp. Het complex was bedekt met enorme doeken die het een heuvelachtig aanzien gaven, en er stonden huisjes op, er staken boompjes bovenuit, net echt. Vanuit de lucht bijna niet te onderscheiden van de woonwijken er om heen.

 

 

In het kabbeldekabbel-gevoel probeer ik heel erg die 17e juli 1943 een plek te geven. Ik weet dat jij de dag ervoor was thuis gekomen van een gedwongen verblijf van twee dagen in de cel van het politiebureau op de Adelaarsweg. Ik stel me zo voor dat er 15 juli opeens twee agenten voor je neus stonden vanuit het niets op je werf. Misschien was je wel in de bloedhitte je auto aan het inladen met grind, met wellicht wat halfslachtige hulp van Cor en Markus en wellicht Leendert als hij thuis was toen, die overduidelijk liever aan de Kleine Die hadden gelegen. En je was zeker je beste zelf geweest; ontoegankelijk, geïrriteerd en onverzettelijk.

Er bestonden blijkbaar ernstige vermoedens dat jij bij je laatste schiplading sintels de cokes er uit hebt gevist en doorverkocht. En ja, dat klopte. Je had minutieus die hele schuit uitgekamd en uitgeplozen, op zoek naar alles wat brandbaar was. Je had een half mud bij elkaar, en je had er 2 gulden voor gevangen. Maar dat moesten die agenten nog maar bewijzen toch? En nee, dat konden ze niet. Dus na een nachtverblijf en twee dagen in de cel mocht je op 16 juli weer naar huis door vol te blijven houden dat het geen cokes waren maar slechts schreuven, afgebrand kolenafval. Na een paar maanden kreeg je nog een rekening voor tien gulden voor het nachtverblijf en twee dagen …. Maar laten we eerlijk zijn, dat was een spotprijs voor wat jou en je gezin bespaard is gebleven, zoals jij ongetwijfeld ook zal hebben gedacht toen. Waar zal je dan de ochtend erna, 17 juli, mee bezig zijn geweest? Voortbouwen op je land? Verder met zand scheppen in je auto? Waar waren je zoons en dochters, je vrouw? Ik weet het niet, want niemand, niet jij of mijn vader die toen 16 jaar was, heeft ooit een woord gerept over juli 1943.

Voorbereid waren jullie niet. Want het luchtalarm was schering en inslag in Amsterdam-Noord. Het lag precies onder de vliegroute van de bomvol geladen geallieerde vliegtuigen uit Engeland, op weg naar doelen in Duitsland. Het diepe gebrom ver boven je hoofd dat, zoals iemand eens beschreef, klonk alsof er een kolossaal stalen rolluik daverend over je werd uitgerold en daarna weer opgetrokken, klonk bijna dagelijks in die maanden. De laatste weken soms meerdere keren per dag, en even vaak ging het luchtalarm af. Het hoorde er eigenlijk gewoon bij en bijna niemand stond er meer bij stil.

Dus toen in die ochtend het luchtalarm weer begon te loeien en jij en je buurtgenoten het weer negeerden – wat was het; de 19e keer die week? – gingen jullie gewoon verder met jullie ontbijt, boodschappen, werk, schoonmaak… Maar dit keer was het anders nietwaar? Want al snel vielen de bommen, op zoek naar de Fokkerfabriek aan de Papaverweg, maar vanwege het slechte zicht op de totaal verkeerde plek uitgeworpen door de Amerikaanse vliegers. In de St. Ritakerk aan het Hagedoornplein hadden de zusters net de 500 schoolkinderen en hun leraressen binnen om de hoogmis te houden ter viering van het 25-jarig bestaan van de St. Ritaparochie. Op het politiebureau aan de Adelaarsweg was de cel waarin je maar net twee dagen had doorgebracht de vorige avond ingenomen door twee nieuwe verdachten, die daar afwachtten, net als jij had gedaan, of en hoe snel ze er weer weg konden komen. De wachtkamer van de praktijk van dokter Haga aan de Meeuwenlaan, op de hoek van de Fazantenlaan, zat vol met patiënten, 29 maar liefst, wachtend op hun beurt.

Het duurde lang voor de rook was opgetrokken, en wonder boven wonder waren er, ondanks de voltreffer, slechts elf doden te betreuren in de St. Ritakerk omdat de 500 kilo zware brisantbom dwars door de houten vloer ging en in de zandlaag eronder tot ontploffing kwam. Maar ook nog eens zeven mensen waren overleden in het naastgelegen klooster. Het politiebureau, met jouw cel, was verwoest, en de mannen daarin eveneens, inclusief drie agenten. Eén bom maaide de volle wachtkamer van dokter Haga weg, hele huizenblokken in de Van der Pekstraat en rond het Mosveld waren met de grond gelijk gemaakt, een schoolgebouw, de apotheek, de Centrale Keuken, de GG&GD….   In totaal vonden 158 mensen de dood, en er waren meer dan honderd zwaargewonden.

 

Bombardement Nieuwendam politiebureau

De overblijfselen van het politiebureau aan de Adelaarsweg

 

Amsterdam-Noord was in shock. Ik neem aan opa, jij ook, en mijn vader ook. En het was nog niet voorbij. Een week later, op zondagmiddag, deden ook de Britse bommenwerpers een poging. Het ging iets beter, een deel van de Fokkerfabriek werd verwoest, maar ook de kolenopslag van de Elektriciteitscentrale Noord, en de bommen uit koers beschadigden veel huizen rond de Kamperfoelieweg en de St. Stephanuskerk. Dit keer overleefden vier personen het niet, waaronder drie kinderen.

En nee, het was nog steeds niet voorbij. De geallieerden wilden het Fokker karwei afmaken, dus drie dagen later, terwijl de opruimwerkzaamheden nog in volle gang waren, kwamen de Fransen nog een keer langs met een derde grote luchtaanval. Voor Fokker geen centje pijn, de fabriek wordt volkomen gemist, maar de Nederlandse Scheepsbouw Mij daar vlakbij wordt vol geraakt, net als woonwijken tussen de Fokkerfabriek en het Noordhollandsch kanaal. Een rij van vier bommen viel twee kilometer verderop op het terrein van Ketjen’s zwavelzuurfabriek, waardoor tonnen vol zwavelzuur terecht kwamen in het IJ. Weer was er veel schade rond de Van der Pekstraat en het Mosveld. Zeventien mensen werden gedood en ja, nu breekt er toch echt wel paniek uit onder de tot voor kort redelijk stoïcijnse bevolking. Honderden mensen, waaronder zo’n zeshonderd gezinnen uit de Van der Pekstraat die dakloos zijn geraakt, vluchten naar de overkant van het IJ, als ze maar zover mogelijk van die Fokkerfabriek af zitten,

En waar was het gezin Vogel? Jullie zaten nog aan de redelijk veilige kant, in de Nieuwendammerstraat. Op de Nieuwendammerdijk 1 na dat ook geraakt werd, zaten jullie daar op een soort eiland. Alhoewel de driemalige verwoesting jullie niet ontgaan kon zijn. Maar gingen jullie ‘koppen tellen’? Zo van; is iedereen veilig thuis. Gingen jullie helpen puinruimen? Slechts dit in jouw memoires:

“De dag na mijn verblijf vielen er twee bommen op het politiebureau met doden als gevolg.”

Bedankt opa.

Te midden van de verwoeste wijk, en nog los van alle gruwelijkheden waarvan jullie ongetwijfeld getuige waren maar waarover werd gezwegen, zal het leven dan evenwel ook weer zijn doorgegaan. En jij was vast met andere zaken bezig. Je kreeg zoals ik al zei in datzelfde jaar je vergunning als groothandelaar. Groot is besloten in het woord, en groot moest het worden. Daarom liet je alvast je werf ophogen. Het grootste deel ervan namelijk was niet meer dan drassig moerasland waar je niets mee kon. Dat ophogen deed je natuurlijk niet met zand, dat kost. Gratis echter was het pyrietas, het afval van de buurman, zwavelzuurfabriek Ketjen. Honderden kub van het roodkleurige goedje werd er gestort op jouw land tot het solide en sterk was geworden. Een deel van je nieuwe ‘grond’ gebruikte je om er een moestuin op te maken, wat je natuurlijk in de komende hongerwinter goed van pas kwam. Het was goed chemisch spul, jij bent er tenslotte 88 mee geworden, en omdat het de speelgrond was van mij en mijn broer in onze jongste jeugd: wij leven ook nog steeds. Gevoegd bij de vele vissen die je destijds al haalde uit de Volgermeerpolder, later de grootste gifbelt van Europa genoemd, zullen het vast de sterke genen zijn geweest…

Na jouw ramp- en geluksjaar 1943 werd het nog lastiger daar in Nieuwendam, net als in de rest van het land. De hongerwinter van 1944 natuurlijk, maar ook tegen het einde van 1944 de dreiging van de bezetter om heel Waterland onder water te zetten als de geallieerden te dicht bij kwamen. De Schellingwouderdijk was volledig door de Duitsers ondermijnd, er waren plannen om de gemalen te vernietigen zodat het onmogelijk was het eventuele water snel af te voeren. Niet alleen in Nieuwendam maar ook in Tuindorp Oostzaan namen alle burgers de schep ter hand om kilometerslange nooddijken aan te leggen. In Nieuwendam liep die van de Schellingwouderdijk via de Breek, de Watergangse weg, en de Buiksloterdijk naar de Grote Die. Het rampenplan van de gemeente Amsterdam lag al klaar.

Ik stel me zo voor, maar weet dat ook niet zeker natuurlijk, dat jij en je zoons best een handje hebben meegeholpen. Al had je ook andere zorgen. Want sinds medio 1944 gaf je onderdak aan een compleet onderwijzersgezin, verborgen op je zolder. En in oktober kwam er een kennis langs die je voorstelde aan een Duitse soldaat, Hermann, een deserteur, en of die een nachtje bij jou mocht verblijven. Die ene nacht werd tien maanden, je ontving er eenmalig 25 gulden onkostenvergoeding voor. En al werd het later een goede vriend van je die je nog vele malen hebt bezocht in Duitsland, want zo bleek, ‘niet alle Duitsers waren slecht’, daar zat je dan, tijdens die hongerwinter, met 13 mensen aan je tafel, en amper eten.

“Wat dat zeggen wil in de hongerwinter. Tel uit je winst. Dat was tobben, met 12 -13 mensen aan tafel, Daarbij was een onderwijzer met zijn gezin, na de oorlog nooit meer iets van gehoord. Toch moest men bezig blijven ook voor andere zorgen. Benzine moest je stelen, zelfs van de Wehrmacht, niet zonder gevaar voor leven.

Ja, die zie ik voor me hoor. De Wehrmacht boot aan de steiger van de Vries Lentsch, slechts een paar meter van jouw landje, hoe verleidelijk kan het zijn. Twee vaten benzine hevelde je over, in je eentje, in het holst van de nacht. Maar daar moest ook jij voor waken. Er werd enorm veel gestolen die periode, en niet alleen van de Wehrmacht. Cement, beton, ijzerbanden, je moest constant alert zijn.

Dit is niet alles, men kan niet alles omschrijven, dat is niet leuk meer.

Dat blijkt. Dit is het. Ik heb nog één anekdote over uit die late oorlogsjaren, uit de andere bron, mijn vader. Over Kees, het varken. In de oorlog mocht je twee varkens hebben, één voor eigen consumptie, en één voor de bezetter. Jij had er twee. Kees, de vette en nog een zielig scharminkel erbij. Twee keer raden naar welke de voorkeur van de Duitsers ging. Het duurde, met al die monden te voeden, dan ook niet lang voor de kleine was geconsumeerd. Maar bij al die hongerige magen die je moest voeden lonkte natuurlijk ook vette Kees. En dan de gedachte dat die in de magen van Duitsers zou verdwijnen. Voor je kinderen, hoewel hongerig, lag de gehechtheid aan Kees anders. Kees was namelijk een als varken vermomde hond. Hij speelde, hij dartelde, hij luisterde naar zijn naam. Kees speelde verstoppertje en was een alleseter. Niet alleen kolen gingen er in, maar ook complete portefeuilles van bezoekers …. Ook zij zouden een slachting van Kees niet kunnen verdragen, zij het om een andere reden. Maar hij groeide, en de mythe van Kees groeide, niet alleen bij de Duitsers maar ook bij de andere inwoners.

In je wanhoop bedacht je een in feite onwerkbaar plan. Je verving, samen met je maatje Toon, Kees door een nieuw scharminkel en slachtte hem ter plekke zelf, voor je gezin. Zijn resten werden ingemetseld, onzichtbaar voor iedereen, ook voor tere kinderzielen, zodat je ervan kon plukken wanneer het nodig was en niemand het in de gaten zou hebben. Zo kon je met wat op het bord kwam misschien je kinderen om de tuin leiden. Maar alsof de Duitsers niet het verschil zouden zien tussen vette Kees en de armzalige vervanger wanneer ze hem kwamen halen.. .

Zover was je nog niet, dat verhaal moest je nog verzinnen. Maar het geluk was met je. Toen je een poosje na de dag van jouw moord op een ochtend op de werf kwam, toen er al niet veel meer van vette Kees achter de muur was overgebleven, trof je een leeg hok, restjes slachtafval, en een briefje er op van de nachtveiligheidsdienst: ‘Hok leeg, varken weg’. Een hongerige stadsgenoot had zich blijkbaar niet langer kunnen inhouden en genoegen genomen met het scharminkelige varken dat er stond. Jouw probleem was opgelost. Waarna jij nog net niet glunderend aangifte kon doen bij het politiebureau van de vermissing van Kees. Maar natuurlijk wist jij en ook de ondergrondse wie zo’n onsolidaire daad op zijn geweten had, en we zullen geen namen noemen, vooral ook omdat ik die natuurlijk niet weet omdat jij het niet opschreef … Toen die persoon later met een nieuwe aanwinst, een koe ditmaal, vanuit Zunderdorp naar Nieuwendam liep om deze te slachten, werd hij opgewacht door ‘Duitse soldaten’ die de koe vorderden. Het was de ondergrondse, waaronder zoon Leendert, Wiet Abercrombie en Jan Budding, verkleed in de uniformen om de man een lesje te leren. De koe werd eigenhandig geslacht en het vlees verdeeld onder de bejaarden.

Tja, sorry, dat wat je met Kees deed doet mij denken aan datgene waarmee jij ons gezin rond de kerstdagen, waar je altijd bij was, ‘verraste’…   Konijnen, inclusief vachtje. Die naast elkaar hingen aan een rek in de keuken, hoe barbaars wil je het hebben, wachtend op het villen en de pan. En waar jij dan, wanneer je zag dat wij ze zagen een lachende veelbetekenende blik op wierp; eten jongens, echt eten .. ! Nee, ik eet bijna geen vlees meer en heb overigens nooit konijn gegeten, ook toen niet.

 

Vogel Bouwmaterialen Nieuwendam

De werf van Vogel kort na de bevrijding.

 

Maar opa, je jongens werden groot. En zoals je weet, en ik ook, jonge mensen zien mogelijkheden en spannen zich daar graag voor in. Al tijdens de oorlog, na jouw groothandelsverklaring, besloten Leen en Markus een trechter te bouwen op het terrein om de zand/grind afgifte te versnellen. En daar gaan jullie verhalen uiteen. Volgens mijn vader reageerde je alsof ze de Eiffeltoren op je terrein gingen zetten. Gewoon, omdat je niet zo van de vooruitgang was. Als het aan jou had gelegen, zei hij, was je voor altijd doorgegaan met je schepjeswerk en 1 oude auto. Maar ik geloof hem niet. Zal ook de leeftijd zijn. Ik heb ervaren dat als je ouder wordt je kinderen je al ver voor het zover is behandelen alsof je volkomen seniel bent en het eigenlijk niet meer verantwoord is om je alleen en zelfstandig op straat te laten begeven. Jouw zoons zullen rustig wat dingen goed hebben gezien, en heel veel energie hebben gehad, en die trechter was zeker een geweldig toevoeging. Maar tegelijkertijd was jij druk, nog voor de oorlog was afgelopen, om zoveel mogelijk materialen op te kopen als je kon, zodat je de groothandelsfunctie kon waarmaken: een investering in je toekomst. Zeker niet meer alleen zand, grind en kalk, maar cementstenen, dakpannen. rioleringsbuizen, alles in het groot. Tot 100.000 bakstenen aan toe voor ‘kapitaalbewaking’ om de moeilijkheden van de oorlog te overleven. Zelfs de eerste hijskraan kwam, een oudje, afkomstig van de gemeente Amsterdam, een enorme vooruitgang, en volgens jou een zeldzaam gelukkige koop.

“Het ging goed met de bouwmaterialen, steeds meer afnemers. Wat het werk betreft in de oorlog geen van mijn vier zoons zijn weg geweest. We hebben ook verschillend werk gedaan, nooit iemand afgezet en gehandeld naar geweten. Blij dat we over later schrijven. We moesten weer verder en dat is gelukt. De bouwmaterialen gingen weer leven.. “

Je had je basis gelegd, in al die zware moeilijke jaren, met de beginnende hulp van je zoons Leendert, Cor en Markus. Terwijl werkend voor ‘Koningin en vaderland’. Daarom mag die foto er nu bij, het verschil met dat kale landje uit ons vorige deel, en gevuld en wel kort na de oorlog.

Die basis lanceerde je bouwmaterialenhandel na de oorlog een gouden toekomst in. Waarin jullie gingen van schepjeswerk naar machines en productiemateriaal, van ploeteraars naar avant garde in de betonindustrie, van de Hillbillies achter in het karretje naar de gesoigneerde orde van snelle jongens (je zoons!) en jij naar respectabel zakenman, de Don Juan, die met zijn voorkomen en eigen bedrijf, volgens jouw zoon, er een hele harem op na hield. Werkelijk? Opa?

 

Vogel werf Nieuwendam

De vlag mocht wapperen kort na de oorlog op de werf. Leen (achterin), Cor en Jan (midden), en Markus helemaal vooraan poseren bij de verse voorraad bouwmaterialen.

De aanlegsteiger van het Nieuwendammerbootje bij ’s Sluisje, tegenover de werf, rond 1950.

 

Onderin de werf van Vogel, tegenover scheepswerf het Jacht, rond 1946.

 

Cor Vogel (midden) temidden van Nieuwendamse jeugd die op de Dam de bevrijding vieren. Rechts van hem zijn toekomstige vrouw Greet.