Deel 1

Just a family-story

Vogel beton familieverhaal Nelleke Vogel

V.l.n.r: Markus, Cor, Jan, vader Reinier, Leendert Vogel.

DEEL 1

De schuilplaats

 

Tja, opa, wie had gedacht dat ik me nog ooit tot jou zou wenden? Na, wat is het, dertig jaar? Misschien komt het door dat zielige hoopje man onder het dekentje naast me op de bank. De grote man, klein gemaakt, vol met boosheid. Nog maar kort geleden vol arrogant zelfbewustzijn, zijn wil opleggend, zijn koers bepalend, nu lam gelegd. Waarom me dat aan jou deed denken weet ik niet precies. Want het enige wat me van jou bij staat is die bejaarde man op de bank bij mijn vader, met die markante kop vol grijs stekeltjeshaar, stil, beschouwend, kleine pretoogjes, in zichzelf gekeerd maar wie niets ontging. Oud maar ongebroken en nog steeds ijzersterk. Af en toe hees je jezelf overeind om naar de keukendeur te sloffen en daarbuiten je pruimtabak uit te spugen dat al een uur in de bolling van je wang zat. Kromgebogen, met je veel te grote broek die nog over was van de jaren vijftig, want zuinig was je zeker. En soms was je aan het rond rommelen in de tuin, met je tonnetje en de clandestiene aal die je – want eerst en vooral de eeuwige visser – samen met mijn vader in een klein roeibootje in het kanaal ’s nachts uit je eerder gezette netten had opgevist. Aal die alleen jij kon roken tot ze werkelijk hemels waren. Dan zaten we, opeengepakt aan de kleine eettafel als de aardappeleters van Van Gogh, met mijn ouders en broers aan bergen vers gerookte paling waar het vel vanzelf vanaf gleed en waarvan het vlees smolt op je tong.

En ik herinner me je eindeloze stroom schilderijen, je was op latere leeftijd erg van het borduren geworden, had er zelfs een wetenschap van gemaakt. Je had je eigen techniek gevonden, die erg leek op het knopen breien in de vissersnetten zoals je had geleerd toen je klein was en waarmee je knoopwedstrijden won in Hardinxveld, je geboorteplek. Je productie was, tot besmuikte ellende van de hele familie, eindeloos en dat moest allemaal ergens een plek hebben. Elk stuk werd bovendien door jou persoonlijk bewaakt, dus het doek na een poosje stilletjes laten verdwijnen was er niet bij.

Ik weet niet eens of ik je wel aardig vond. Ik vraag me nu zelfs af of je wel wist hoe ik heette.

Hebben we eigenlijk wel eens echt met elkaar gesproken? Ik kan het me niet herinneren. Maar hier voor me ligt toch echt jouw ‘levensverhaal’, kort voor je dood door jou neergeschreven in soms onnavolgbare hanenpoten. Voor mij, voor ons, je kleinkinderen, van wie je hoopte dat zij, goed opgeleid, er nog eens iets mee konden doen, voor jouw erkenning. Goed zetten wat fout was, gerechtigheid.

Ik moest het decennia laten liggen, druk met leven zal ik maar zeggen, om het dan nu, in mijn niemandsland, de stilte na de storm van hard werken en streven, en om gezond van verstand te blijven, weer uit de la te halen – terug naar mijn roots – en eindelijk eens te gaan lezen. Misschien heb ik wel behoefte aan een kader, een breder perspectief, om wat op dit moment met mij en mijn leven gebeurt te kunnen vatten. Misschien wil ik gewoon even bij je schuilen, bij jou en je onbegrijpelijke puinhoop uit een ver verleden. Het is de band, zie je. Jij bent natuurlijk niet op de hoogte van mijn datumtheorie, waar ik graag mensen mee lastig val. Ik geloof namelijk dat familiebloed op een hoger niveau met elkaar is verbonden. Nog niemand heeft mij een verklaring gegeven voor het dataverschijnsel. Dat Ronnie, mijn broer en beste vriend, overlijdt op 17 augustus, dezelfde dag dat zijn ene naamgever, jij dus, ook is overleden, maar ook de dag dat zijn andere naamgever, mijn andere opa Marinus, werd geboren. Vind je dat niet vreemd? Laat me raden, je noemt het toeval; typisch. Waarom is dan mijn moeder overleden op de verjaardag van haar eigen moeder? En waarom overleed mijn kleine neefje, nog in de buik van zijn moeder en slechts één dag voor hij geboren had moeten worden, op de verjaardag van zijn vader, van Mas, mijn andere broer? Ik ken er nog een paar hoor, zoals precies op de dag af een week tussen de respectievelijke verjaardagen van mijn kinderen en die van Mas, met een half jaar ertussen. De moeder van mijn beste vriendin die overlijdt op de verjaardag van haar zoon. Mijn dochter die jarig is op dezelfde dag als mijn nichtje, jouw kleindochter, en op dezelfde dag als één van jouw zoons. Toeval allemaal en een kans van 1 op 365, ik hoor het je zeggen.. Dus ik ga niet met je in discussie, ik word al genoeg uitgelachen.

En ja, misschien zijn er meer raakvlakken. Dat bedacht ik me toen ik het laatst met een goede oude vriend had over karma. Toen ik me afvroeg, het grote verhaal van mijn leven en mijn familie beschouwend met die overdaad aan drama, of het soms karma was. Een vloek, iets in de genen dat alles altijd maar fout laat gaan, echt fout. Hoe alles er zo veelbelovend uit ziet, hoe een ieder overal zo hard voor werkt en zijn best doet, maar dat dit allemaal niet mag baten voor het povere resultaat. Ik wil je daarmee niet afschrikken, opa, ik weet dat je juist behoefte hebt aan opheldering, aan een ommekeer, een andere richting van de geschiedenis. Maar weet je, je bent overleden, iedereen die deel uitmaakte van jouw verhaal is inmiddels overleden. Er is niemand meer die zich herinnert, niemand meer die getuige was, niemand meer die zich druk maakt, niemand meer die zich afvraagt…. Misschien ben je daarom voor mij op dit moment de perfecte schuilplaats, geen enkel oog op mij gericht. En natuurlijk ben je bij mij aan het juiste adres. Ik mag wel deel van de familie zijn, en slachtoffer wellicht van dat karma, meevaren op die bloedlijn, maar ik ben niet voor niets historicus, dus ik zie en weet wat het verleden mee brengt voor het heden en ben daar ook erg nieuwsgierig naar. Het is willen weten, en al wacht het er al dertig of veertig jaar, of vijftig jaar, ik wil het nu weten.

 Contact

 En ik moet toegeven, het is ook die eerste bladzijde, die me zo raakt. Zo ken ik je niet. Je praat opeens, vanaf het papier, je contact me, en daar ga je dan; ik luister..

Ik moet 70 jaar herinnering naar boven halen. Maar als men gezond is en een goed geheugen heeft, dat komt het als zuurstofbelletjes boven drijven. Wat een voorrecht, nog eens de film afdraaien, wat een pracht, wat een belevenis. Ik hoop dat de schrijver voor verdere verzorging zorgt, dit is waarheid, zonder meer. Een beet genomen jongen komt op 88 jaar tot het idee een levensbeschouwing te gaan schrijven. Ik ben ontwaakt uit een sluimering. Het bezorgt me slapeloze nachten. Ik kan niet aanzien dat ik dit onbesproken achterlaat. Dit moet uitgezocht worden. Misleiding is een erg woord, maar ik kan het niet anders zien. Niemand kan dit goed keuren, dit is tegen de waarheid. Het is mijn plicht dat anderen hier over oordelen, hopend dat ik het enige slachtoffer ben. Er komt boosheid om de hoek kijken. Ik ben ook niet van steen. Ik heb ook gevoel. En ik heb goed gedaan, dat is gebleken. De werken van Vogel staan nog om mij heen, en om mijn zoons. Het nageslacht zou rijker zijn dan ik, ik had de kar op gang geduwd, met eerlijke arbeid, voor de rest kon men zonder mij. Je kinderen voor de armoede behoeden, dat spook heb ik willen bannen. Het is bijna gelukt. zie wat ik had opgebouwd. Van 200 gulden op weg naar een miljoenenzaak. Maar later, bij hoge leeftijd, kan men dit slecht meer overzien, dan liggen de wolven op de loer, en dat kan een ramp betekenen. En alles voor dat rottige geld.

Ik moet weer terug naar de dag van de overgave. Dat kwam hard aan. Ik had bijna alles uit handen gegeven, daar had ik de leeftijd voor. En zie wat er van kwam, misbruik maken van macht. Uw daad zal voortbestaan, maar ook mijn verweer.

Al veertien jaar loop ik achter de begrafenis aan en nog steeds is die niet voltooid. Ik leef elke dag met het gevoel dat er iets niet in orde is. En ik heb ook nooit meer iets gehoord van de verloren zoon. Hij heeft haat aan zijn vader. Ik heb alle moeite gedaan om hem bij zijn zieke moeder te krijgen. Hij heeft dat niet gedaan. De betonfabrikant is zelf in beton veranderd. Dat heeft ze niet verdiend, hij was haar oogappel. Als hij iets deed wat niet mocht en ik strafte hem, dan had ik het gedaan, dan moest ik het ontgelden.

Kijk niet naar mijn schrijven. Dit is geen vaste hand meer, dat kan men ook niet eisen. Als het moet kan ik u helpen de zaak te ontwarren. Misschien mogelijk kun je dat zelf. Het was zwendel, en soms zo dichtbij, daar zal ik niet teveel over uitweiden, ik ben al genoeg afgestraft.

 Respect

Ik wist natuurlijk wel dat je nog aan het vechten was. Alleen niet precies waarvoor, of waartegen. Als kind pik je hier en daar een zinnetje op, terwijl je vooral rondgaat in je eigen belangrijke wereldje van school, vriendinnen en jongens niet te vergeten. En laten we wel zijn, het was nog een tijd van echt ouderlijk gezag, we spraken oudere mensen aan met u, mijn vaders wil was wet en als kind moest je gewoon je mond houden en je nergens mee bemoeien. Wij waren vooral ‘snotaap’ en ‘waar bemoei je je mee’, en lieten ons bij tijd en wijle door hem in blinde woede naar boven, naar onze kamer, jagen als we te brutaal waren geweest. Het was de oude stempel, de tijd van intensief spar-zegeltjes sparen en de sherryfles vullen bij de slijter aan de ton, nog voor de bevrijding van de latere jaren ’70. Mijn ouders leefden in groot ontzag voor iedereen die ergens voor had geleerd; de dokter, de schoolmeester. Dan was het ; ja dokter, nee meester (waar wij deze al bij zijn voornaam noemden) terwijl ze diens belangrijke, geleerde woorden in zich op namen en direct geloofden. Dus ja, ik wist van die persoon wiens naam niet meer genoemd werd. Maar ik kende hem niet, dus ik miste hem niet.

 Wanhopig

Ik herinner me alleen nog van lang geleden een keer een bezoek aan jou en oma, jullie woonden op dat moment ergens ver weg (in Friesland?) ‘op kamers’ in een – in mijn ogen – grote villa bij die persoon die niet meer genoemd werd en die zich toen ook niet liet zien. Ik geloof niet dat dit lang duurde, maar pin me er niet op vast, en ik kan het je niet meer vragen. En hoewel jij een rots van onverzettelijkheid was, een stille, zwijgende aanwezigheid, en daar zijn we weer terug op de bank bij mijn vader, is de diepe verbittering die mijn vader kleurde me niet ontgaan. De norse blik op zijn gezicht, het korte lontje dat met name geen herrie van kinderen kon verdragen, en iets teveel flesjes bier op een dag. Hetgeen nog wel eens resulteerde in depressieve, met tranen gevulde tirades tegen ons, met uitleg dat hij er bijna niet meer geweest was omdat hij die ochtend in de auto bedacht dat hij maar beter tegen een boom kon rijden, dan was hij er maar vanaf, want hij was toch maar een stomme L.. Mijn moeder had er wat mee te stellen, maar zij was ook niet gemakkelijk. Er zijn heel wat avondmaaltijden geweest met het gezin die verliepen in ijzige stilte omdat zij besloten hadden niet meer met elkaar te praten en alleen nog boodschappen via hun kinderen te sturen. Dat was erg gezellig. Net als het gehannes met haar matras toen ze zich had voorgenomen om voortaan op zolder te gaan slapen omdat ze niets meer met die man te maken wilde hebben. Het lukte ons niet dat ding omhoog te hijsen, en mijn grootste en een van de mooiste herinneringen aan mijn hele jeugd is die van ons tweetjes onderaan te trap, in ons broek plassend van de slappe lach. Maar ik neem het mijn vader niet kwalijk, ik denk niet dat jij dat zelf wel eens deed. Want we weten beiden, nu ik ook ouder ben, dat het leven je soms zo omlaag kan trekken en wanhopig kan maken, dat je niet meer weet wat je er mee aan moet. Niet iedereen vindt rust in borduren. En al kun je een tijdje sterk blijven, een neerwaartse spiraal en uitzichtloosheid breekt ook het beste ijzer. Ik weet ook zeker dat met wat hij later voor mijn moeder heeft gedaan, het met zijn eigen karma absoluut is goed gekomen.

Ik kreeg ook zijdelings iets mee van jullie geschiedenis toen ik mijn eerste baantje had, bij dezelfde bank (NMB,, later ING: ‘allemaal oplichters’, noemden jullie die) waar jullie vroeger kind aan huis waren met het bedrijf. Ik heb de bekende achternaam dus de directeur die daar ook in jullie tijd al werkte, vroeg hoe het met jou was. Toen ik iets begon te roepen over een rechtszaak liep hij hoofdschuddend weg met achterlating van één zin; ‘Wat triest dat hij het niet kan laten rusten.’ En dat was het.

Daar kom ik al niet zo ver mee, met die herinneringen van mij, dat is wel duidelijk. Ik rommel een beetje door de berg papieren die mee kwam met je verhaal, verpakt in een metalen ouderwetse brievendoos. Vergeeld, beduimeld maar ze ruiken goddelijk. Oud papier, de geur van het archief of een tweedehands boekenzaak; heerlijk. En dan de belofte ervan, de woorden, de zinnen. Die kan ook wel tegenvallen natuurlijk. Want het zijn allemaal losse flodders, opa. Een contract hier, een overeenkomst daar, een brief van een advocaat, een paar balansrekeningen. De moed zinkt al in mijn schoenen. Maar dan, bladerend door jouw levensverhaal, zie ik weer wie jij was. Opgeven zou jij niet begrijpen, ik denk dat je al flink baalt dat het zo lang heeft geduurd allemaal nietwaar? Stoppen bestond niet voor jou, jij was een echte bikkel, al was de klus nog zo zwaar en moeilijk, je ging gewoon door. Als een buffel, precies wat je ook op hoge leeftijd nog uitstraalde. Onverschrokken, ook tot het laatst, met een van angst bibberende zoon in het holst van de nacht illegaal het water op om die netten langs te gaan. Ik schat zo in dat zijn angst jou volkomen is ontgaan, of misschien moest je er een beetje om lachen in jezelf..

 Grapje?

Ik vind in de map van mijn inmiddels eveneens al lang overleden vader ook je overlijdenskaart. Daarop onder jouw naam één zinnetje;

‘Hij heeft zich zijn hele leven ingezet voor zijn bedrijf’.

Was dat grappig bedoeld soms? Cynisch? De persoon wiens naam niet meer genoemd werd stond bovenaan de lijst kinderen. Ik begrijp er echt niets van. En waarom niet, voor de vorm en het fatsoen, gewoon dat ene standaard zinnetje er ook bij doen dan; ‘Onze lieve vader en opa..’ Was dat echt teveel gevraagd? Want hoe ze het ook wenden of keren, één ding weet ik, na een eerste scan van jouw verhaal zeker; je hebt heel veel voor ze gedaan. En of dat nu was met een gezellige glimlach op je gezicht, of met de zweep er over, het doet er niets aan af. Een beetje erkenning begint daar, ik wil het voor je vinden, ergens…

Misschien moet ik maar gewoon bij het begin beginnen, jouw verhaal, en met je mee gaan, samen met jou, als pas getrouwde jongeman, aankomen in de jaren ’20 van de vorige eeuw, daar in dat prachtige Nieuwendam, waar ik zelf een kleine halve eeuw later geboren zou worden, aan de overkant van het IJ, waar dit verhaal begon.

Wordt vervolgd…

Er is weinig beeld opa, maar deze dan, 1981 aan de eerste moederloze kerstdis…

Reinier Vogel, up and running tot het einde…

.

Daar doe je het mee dan…